Marktwerking? Bij voedsel werkt de markt juist helemaal niet
Terwijl onze grootouders een kwart van hun huishoudbudget uitgaven aan voeding, is dat voor onze generatie nog maar een achtste. De bodem lijkt nu bereikt te zijn – de voedselprijzen stijgen. Dat komt vooral doordat energie duurder wordt en doordat tuinbouwers hun schaarse personeel meer loon moeten betalen. Maar dit prijsstijgingsgolfje betekent niet dat de boeren nu eindelijk een eerlijke prijs voor hun producten krijgen. Want in de marktprijs zijn nog steeds niet de maatschappelijke kosten voor het milieu verrekend en veel agrarisch werk wordt slecht betaald. Daarnaast kunnen de steeds verder fuserende supermarkten lage prijzen afdwingen bij de boeren.
Hoe zijn die supermarkten eigenlijk zo machtig geworden? Dat heeft verschillende oorzaken. Ten eerste het soort product: het gaat veelal om bederfelijke waar. De gecoördineerde inkoop via het Centraal Bureau Levensmiddelen heeft hiermee een handig drukmiddel in de onderhandelingen: als de leverancier niet snel akkoord gaat, is het product al over de datum en kan de boer het aan niemand kwijt.
Tweede oorzaak is de onderhandelingsmacht van het inkoopbureau tegenover duizenden boeren en tuinders: dat heet in economisch jargon een monopsonie: net zoiets als een monopolie, maar dan aan de vraagzijde van de markt. Dat levert marktmacht op, want de verkopende partijen hebben weinig anderen om hun waar aan te slijten, behalve als het om niche-producten gaat voor restaurants of de lokale biologische winkel.
Derde oorzaak voor de supermarktmacht is het streven in Europa, sinds 1945, om honger uit te bannen door een bedrijfseconomisch superefficiënt voedselproductiesysteem, waarin schaalvergroting de mantra werd met overproductie als onbedoeld gevolg. Dus concurreren de melkunies van Europa elkaar kapot – denk aan de strijd om het marktaandeel tussen FrieslandCampina en het Deense Arla, die de supermarkten juist in de kaart speelt.
Niet de werkelijke kosten
Dit perverse voedselsysteem levert marktprijzen op die niet de werkelijke kosten reflecteren, maar waar op korte termijn alle partijen – boer, supermarkt en consument – bij gebaat zijn. Want zodra een boer geen goedkope soja uit het Braziliaanse Amazonegebied gebruikt, maar zijn melkkoeien uitsluitend voedt met Hollandse mais, wordt een liter melk duurder en laat de supermarkt hem links liggen. Als een welwillende supermarkt de boer 10 cent meer betaalt voor een liter melk en dat doorberekent aan de consument, gaat die vervolgens voor Arla-melk.
Eigenlijk moeten alle betrokkenen verplicht worden de werkelijke kosten te betalen. Van vernietiging van het regenwoud tot de CO2-uitstoot van transport en van stikstofuitstoot tot de milieuschade van plastic verpakkingen. Dat vergt beleid op Europees niveau. Niet om de markt in te perken maar juist om de voedselmarkt eindelijk te laten werken zoals die bedoeld is voor ons allemaal – zonder macht en zonder negatieve externe effecten.
Zal de consument dat pikken? Bijna driekwart van de Europese consumenten wil minimaal 5 procent meer betalen voor lokaal geproduceerd voedsel en voor duurzaam geproduceerde voeding, zo bleek onlangs uit onderzoek van Deloitte. Maar alleen als ze daarover meer informatie krijgen. Daar ligt een kans. Als het bij elke aankoop heel duidelijk is wat de productie van uw karbonaadje of sojaburger kost voor natuur en boer, zou de prijs wellicht veel meer dan die paar procent kunnen stijgen. Dan kan de markt pas echt zijn werk doen.
Quellen: Trouw
Von : Irene van Staveren